donderdag 17 december 2015

DE VLUCHT - een kerstverhaal

“Hoofd naar beneden! Snel! Weg dan, wég!” Met een zenuwachtig, snel wuivend handgebaar maande Youssouf zijn vrouw om zich zo goed mogelijk te verbergen. Diep weggedoken in een grote donkergrijze omslagdoek kroop Maryam nog dieper weg, in de hoop op deze manier aan de aandacht van enkele argwanende passanten, maar vooral aan het gevaar in de verte te kunnen ontsnappen. Ze boog zich zo ver mogelijk voorover, dook weg achter Youssouf en probeerde zo hun waardevolste bezit dat zij aan haar hart gedrukt hield aan het oog van de barre buitenwereld te onttrekken.

Aan de gitzwarte hemel boven Maryam schitterden duizenden sterren, soms flakkerend als kleine kaarsvlammetjes in een tochtige kamer. De ijskoude wind sneed haar in het met een grauwe stoflaag bedekte gezicht en de honger geselde genadeloos haar maag. Ze kon zich niet eens meer herinneren wanneer ze voor het laatst gegeten had. Vier, vijf dagen geleden misschien? Het laatste brood dat ze bij zich hadden, had ze vanmorgen week gemaakt in het met water verdunde laatste restje melk. Dit had ze aan haar zoontje gegeven, in plaats van het zelf op te eten. Morgen zouden ze pas weer gelegenheid hebben om te rusten en hopelijk kon Youssouf dan ook wat eten voor hen regelen. Youssouf.. Wat is hij sterk, dacht Maryam. En aldoor bleef hij waakzaam en beschermde hij zijn gezin. Bij hem zijn we altijd veilig, als we maar samen blijven, komen we er wel, dacht Maryam.

De kleine Isa, amper een paar weken oud, sliep kalm en rustig; diep verzonken in de vredige slaap der onschuldigen, veilig in de armen van zijn moeder. Slechts een klein kuchje verraadde zijn aanwezigheid in de grote omslagdoek; een kuchje zonder geluid dat enkel voelbaar was voor zijn moeders hart. Isa had geluk gehad, ondanks dat de huidige situatie het tegendeel deed vermoeden. 

De eerste weken van Isa's prille leventje waren, op zijn zachtst gezegd, onrustig verlopen. Het noodlot sloeg toe, toen zijn ouders een oproep kregen om zich etnisch te laten registreren in de geboorteplaats van de vader, het hoofd van het gezin. De overheid had het een ‘volkstelling’ genoemd, maar het volk wist wel beter. Je kon er niet onderuit, want bij controle kon men opgepakt en zwaar gestraft worden als men geen ID kon laten zien, of erger.. Maryam durfde niet eens te denken aan wat er dan zou kunnen gebeuren.

Ze waren samen op pad gegaan, zoals zo velen. Isa was toen nog veilig genesteld geweest in de buik van zijn hoogzwangere moeder. Het was een lange voettocht geweest en Youssouf had zijn best gedaan om zijn vrouw zoveel mogelijk te ontlasten. Zo had hij onderweg een ezeltje kunnen huren. Het diertje was oersterk en had Maryam moedig en zonder morren de hele weg gedragen.

Het hele land was al tijden ontregeld door het rigoureuze beleid van de nieuwe regering, of liever gezegd: het nieuwe regime, want van een democratisch gekozen leiding was geen sprake. In de steden noch op de landwegen was het veilig: overal lagen rovers en rebellen op de loer. Maar wat moest, dat moest. Hoe eerder ze aan hun registratieplicht hadden voldaan, hoe sneller ze weer huiswaarts zouden kunnen keren. Er zat niet veel anders op dan flink door te stappen en te bidden voor een veilige terugkeer.

Eenmaal in de stad van bestemming aangekomen, bleken alle motels en herbergen bezet te zijn. De volkstelling had een enorm aantal reizigers teweeggebracht. Waar Youssouf en Maryam ook aanklopten, nergens was plaats. Tenzij ze een absurd hoog bedrag neer zouden tellen; dan bleek er nog toevallig wel een plekje vrij. Maar Youssouf was maar een eenvoudige timmerman en kon amper rondkomen van zijn schamele loon. Voor de hoogzwangere Maryam werd door de herbergiers ook geen uitzondering gemaakt en bij sommige pensions werden ze zelfs zonder pardon weggejaagd.

Uiteindelijk vond Youssouf een plekje in een eenzame hooischuur aan de rand van de stad, waar zijn vrouw diep in de nacht het leven schonk aan de kleine Isa. De enige kraamvisite die de kersverse ouders kregen, waren een paar nieuwsgierige schapen en runderen. Van welriekende, zoete Zwitsal-babyluchtjes was in die wel heel erg 'basic' kinderkamer dus weinig te merken, dankzij de bijzondere kraamvisite. Het kon Maryam en Youssouf weinig schelen: ze waren dolgelukkig met de geboorte van de kleine Isa, hun langverwachte zoon.

Toen het jonge gezin een paar dagen later, na de registratie, eindelijk aan de terugreis kon beginnen, braken er uitzonderlijk gewelddadige rellen uit in de streek waar ze woonden. Groepen extremisten voerden etnische zuiveringen uit en pleegden overal aanslagen waarbij vele onschuldigen om het leven kwamen. Er zat dus niets anders op voor Youssouf en zijn gezin dan te vluchten naar een andere streek of zelfs een ander land waar wel veiligheid was. Zo brak een angstige en vooral onzekere tijd aan, getekend door doodsangst, honger, dorst en blaren op de voeten. 

“Daar zijn ze weer, kijk uit!”

Youssouf wees zo onopvallend mogelijk op drie mannen in de verte, aan de overkant van de modderige landweg en ging vervolgens breeduit voor Maryam lopen.

“Mensensmokkelaars.. maak je zo klein mogelijk!”

Gelukkig konden ze allebei wegduiken achter een groepje mensen dat voor hen liep, waardoor ze niet meer opvielen. Zo ging het de hele nacht door. Zo ging het al dagen. Pas toen het lichtblauwe schijnsel van het ochtendgloren de eerste sterren aan de hemel verjoeg, gaf Youssouf het teken dat het veilig was om te rusten en namen ze plaats langs de kant van de weg.

Maryam keek om zich heen en overal waar ze keek, zag ze vluchtelingen, net als zij en Youssouf. Aan de stroom mensen voor en achter haar leek maar geen einde te komen. Mannen, vrouwen en kinderen, jonge gezinnen zoals het hare, maar ook bejaarden en mensen met krukken.

De omliggende landen hadden grensbewaking ingesteld om te voorkomen dat mensen daar veiligheid zouden zoeken. Vluchtelingen zijn immers nooit ergens welkom. Mensen die probeerden over de grens te komen, werden door soldaten en politieagenten in burger hardhandig tegengehouden. Hier en daar lagen gewonden langs de weg. Een oude vrouw hield huilend haar gewonde zoon in haar armen en smeekte om hulp. Kinderen schreeuwden in paniek en van de honger. De moed zakte Maryam in de schoenen.

Kleine Isa werd wakker en keek zijn moeder aan met grote ogen, verwonderd over de nieuwe dag en het prille zonlicht dat zijn moeders ogen deed schitteren als de grote saffieren uit de mijnen van Kasjmir. Zo klein als hij was; Isa wist in een oogwenk een glimlach om zijn moeders mond te toveren, ondanks alle ellende om hen heen. Zijn vader strekte even de benen en ging toen even rusten. Straks weer verder, op naar het volgende grensdorp. Het gerucht ging door de stroom mensen dat daar wél hulpvaardige burgers waren die voedsel en water uitdeelden. Nog even volhouden.

“Voor jou hou ik het vol, mijn kleine ventje, voor jullie, voor ons..” 

Het volgende dorp was een klein gehucht aan de grens, dat eigenlijk bestond uit één straat en een paar boerderijen. Toen Youssouf en zijn gezin daar aankwamen, was het een gedrang van jewelste bij de met hekken afgezette ingang van het dorp. Een groepje burgers deelde inderdaad voedsel uit en flesjes water. Een vrouw van middelbare leeftijd stond naast een grote jute zak waar ze speelgoed uit haalde om dit vervolgens uit te delen aan de kinderen. Maryam voelde zich blij en verdrietig tegelijk en ze kon haar tranen niet langer tegenhouden. De vrouw met het speelgoed zag het en wenkte naar Maryam: “Kom maar hierheen, kom maar.”

Langs de kant van de weg stonden enkele dorpelingen de drukte gade te slaan en luidruchtig met elkaar erover te praten. Maryam droogde haar tranen en gaf kleine Isa de fles, terwijl Youssouf in de rij ging staan om eten te halen. Eindelijk weer verse melk, dacht Maryam. Haar aandacht werd afgeleid door een van de luidruchtige dorpsbewoners, die overduidelijk stond te mopperen.

“Moet je nou toch kijken, dat krijgt alles maar gratis en voor niks.. En wij moeten ervoor opdraaien. Voor hetzelfde geld zijn het terroristen. Let maar op!”

De vrouw in kwestie wees op Maryam en Isa. Ze had blond haar en een rood gezicht.

“Ja, het is echt schandalig dit, niet normaal meer. Moeten wij voor al die schooiers opdraaien?” mopperde een nogal gezette, kale man met een dikke neus.

“Wedden dat ze straks nog eerder een huis krijgen dan ik? En ze vangen nog meer geld per maand ook”, mopperde de hoogblonde vrouw weer.

“En wij maar belasting betalen voor dat stelletje criminelen”, zei de man met de dikke neus.

De vrouw van het speelgoed en de melk keek boos naar het mopperende tweetal en riep: “Stel je niet zo aan Ingrid, je hebt pas een nieuwe caravan gekocht, dus zo slecht heb je het nou ook weer niet. En zeg Henk, sinds wanneer betaal jij eigenlijk belasting?”

Boze blikken waren het antwoord en het tweetal droop uiteindelijk mopperend en scheldend af. Kleine Isa had gelukkig niets gemerkt van het tumult en genoot zichtbaar van zijn flesje melk. De vrouw glimlachte vergoelijkend naar Maryam.

“Let maar niet op die twee, meid, ze hebben niks anders te doen. Vannacht blijven jullie gewoon hier. We regelen wel wat.. Het is tenslotte kerst!” 

Mijn kerstwens
Als je straks gezellig samen met je dierbaren aan het kerstdiner zit, denk dan ook eens aan de allereerste vluchtelingen van onze jaartelling. Het zijn ook de bekendste vluchtelingen tot op de dag van vandaag. Zij zijn de reden waarom men kerst viert. Denk voor de verandering eens aan Jozef, die met zijn vrouw Maria en het kindje Jezus vluchtte naar Egypte, zo’n 2015 jaar geleden. Op de vlucht naar Egypte: een barre tocht vol gevaren, dwars door de woestijn. Op de vlucht voor de terroristen van koning Herodes, die alle jongetjes van nul tot twee jaar oud liet vermoorden uit angst voor de voorspelling dat er een nieuwe koning geboren zou worden. Op dit moment vluchten duizenden vaders en moeders met gevaar voor eigen leven, om te proberen hun kinderen een veilige toekomst te geven. Ook tijdens onze feestdagen.

Of je nu wel of niet gelovig bent, maakt niets uit: de kersttraditie zoals wij die kennen in het Westen, vindt haar oorsprong in het Oosten, in een eeuwenoud verhaal dat draait om vluchtelingen, familie en barmhartigheid. Kerst gaat niet over de gezellige, dikke “ho ho ho” roepende Santa Claus in z’n bekende rode pak (ooit bedacht in 1931 door The Coca Cola company voor een reclamecampagne). Het gaat om liefde, dankbaarheid en vooral om veiligheid voor iedereen. Veiligheid voor terreurdreiging en voor het kwaad in deze wereld. Elk mens verdient een veilig plekje waar hij/zij zich thuis kan voelen en vooral: elk kind. Recht op een warm, menselijk welkom na de vlucht in plaats van spandoeken en demonstraties van mensen die zich niet in een ander mens kunnen verplaatsen en daarom geen flauw benul hebben van wat het is om te vluchten voor je leven en alles achter te moeten laten.

Ik wens iedereen een fijne en vooral veilige kerst toe en een beter 2016.

Liefde & licht xxx
Anneke


© Anneke van de Casteele
annekevdcasteele.blogspot.nl