zaterdag 9 december 2017

KERST-MIS

Een gedichtje voor iedereen die iemand mist, vooral in deze tijd van het jaar.

Ik wens iedereen een liefdevolle kerst toe en alle goeds voor 2018.

Liefde & licht,
💕 💋Anneke

Klik om te vergroten

donderdag 2 november 2017

ALLERZIELEN

Allerzielen had bij ons thuis een vaste plaats in het rijtje verjaardagen en feestdagen.  Vroeger kwam de hele familie bij elkaar en dan brachten we gezamenlijk bloemen naar de graven van opa en oma. Naar de graven van overige familieleden gaan, was niet mogelijk. Die waren achtergebleven in Indië en in de loop der jaren geruimd om plaats te maken voor wolkenkrabbers en snelwegen. Thuis brandden we kaarsjes bij hun foto als alternatief. 

Zo'n dag was altijd bijzonder. Ik voelde mij op zulke dagen een deel van een veilig fort, omringd door de steunpilaren die mijn jeugd beschermden en kleur gaven. Mijn ooms, tante en neefjes te zien, was altijd iets om naar uit te zien. Ik was het kleine potje met de grote oren dat wegdook in mijn poppenhoek en daar heimelijk genoot van de verhalen uit Indië, de herinneringen en de humor die de tand des tijds moeiteloos hadden doorstaan. Ik was trots als ik moeder mocht helpen met de koffie toebroek en de rijsttafel. Ik was trots op mijn familie.

Soms vielen er ook stiltes en werden de gezichten ernstig. Die stiltes vielen ook wel op de verjaardagen van de Hollandse familie, waar mijn Indische familie nooit bij was. Er bestaan verschillende soorten stiltes: ze ontstaan meestal uit gebrek aan gespreksstof of uit een ongemakkelijk gevoel bij een ongemakkelijk onderwerp. De stiltes bij mijn Indische familie waren anders. Ze gingen gepaard met samengeknepen lippen, soms een waterig oog of een diepe zucht. Er werd ‘ins Blaue hinein’ gestaard en dan was iedereen ergens anders, ver weg. De toverspreuk ‘Jij nog koffie?’ van mijn moeder bracht iedereen dan meestal weer snel terug in Holland.

Als kind heb je de verschillen in stiltes feilloos door, ook al denken volwassenen vaak van niet. Je kent immers elke gezichtsuitdrukking van de mensen van wie je zielsveel houdt en hebt geen zesde zintuig nodig om te weten dat er verdriet schuilgaat in de zielen van je steunpilaren. Nu ik in de loop der jaren meer kennis heb vergaard over hun jeugd, het leven in Nederlands-Indië, de Jappenkampen en de vlucht naar Holland, begrijp ik des te meer waarom er soms stiltes vielen tijdens een selamatan.

Inmiddels zijn de steunpilaren afgebrokkeld en is het fort gesloopt. Ze hebben geen van allen de tand des tijds doorstaan. Niemand heeft het eeuwige leven, death is a fact of life. Hun ‘aller zielen’ zijn wél gebleven en leven voort in de mijne. De verhalen koester ik, hun herinneringen zijn de mijne geworden. Ze hebben vast nooit geweten hoe belangrijk ze voor mij waren. 

Vandaag zet ik bloemen en een kaarsje bij de foto’s van mijn fort. 

©Anneke an de Casteele



vrijdag 29 september 2017

OOGJES DICHT EN SNAVELTJES TOE

Op 29 september 1968 werd de allereerste aflevering van De Fabeltjeskrant op TV uitgezonden. Mijn zwangere moeder was direct fan en kon niet wachten tot ik geboren zou worden, maar ze moest toch nog even een paar maandjes geduld hebben. Tja, all good things come to those who wait, maar dan heb je ook iets. 😉

Mijn eerste indrukken van deze wereld werden vrolijk gekleurd door een bonte verzameling multiculturele fabelwezens aan de muur, in mijn wiegje, op het badje en om mijn (toen nog) milieuvriendelijk katoen-geluierde babybilletjes. Zoef de Haas, Juffrouw Ooievaar, Juffrouw Mier, Lowieke de Vos, Bor de Wolf, Ed en Willem Bever en natuurlijk Meneer de Uil: ze waren allen getuige van mijn komst op deze aardkloot.

Mijn moeder was normaliter totaal ongevoelig voor marketing en merchandise, behalve waar het de Fabeltjeskrant betrof. Je kon het zo gek niet bedenken of ze 'verwende' mij ermee: handdoekjes, slabbetjes, wanddecoraties, knuffels, bordjes, bekertjes en andere goedbedoelde prullaria. Je kunt je voorstellen dat ik dan ook dolgelukkig was met de eindeloze herhalingen in de daaropvolgende halve eeuw en een al-heel-lang-niet-meer-zwangere moeder die om de zoveel tijd met een Fabeltjeskrantboekje of een mok met Meneer de Uil erop kwam aanzetten. "Voor jou. Jeugdsentiment! Leuk he? Later ben je er vast blij mee."

Maar de warmste herinnering koester ik toch aan het moment waarop ik elke avond om zeven uur op moeders schoot voor de kijkbuis zat. Met natte haartjes van het badderen, Johnson's babylotion nog achter mijn oren en lekker  warm weggedoken in mijn Fabeltjeskrantpyjama. En na de dagelijkse avonturen uit het Grote Dierenbos gaf Meneer de Uil mij met een knipoog te kennen dat ik mijn snavel moest houden en naar mijn warme nestje moest (wat ik toen nog uiterst braaf en gehoorzaam deed). Dat waren nog eens tijden..

Ik neem nog maar eens een slok chocomel uit mijn Meneer de Uil mok en bekijk de allereerste aflevering van de Fabeltjeskrant op YouTube. Jeugdsentiment. Bedankt, mam. Ik ben er blij mee.

©Anneke van de Casteele



zaterdag 5 augustus 2017

AUGUSTUS IS DOOD, LANG LEVE SEPTEMBER

Het is augustus. It's that time of year again. Je ontkomt er niet aan: eens per jaar komt die maand voorbij. Lekker weer, terrasjes, vakantie en oorlog. Augustus is een maand van contrasten en zomergasten. Ik kan niet wachten tot september.

Verheven keizers
De maand augustus dankt zijn naam aan een Romeinse keizer. Slimme zet van meneer Augustus, want hoewel bijna geen kip meer weet wat zijn roemruchte daden waren, wordt de hele aardbol elk jaar 31 dagen lang met zijn naam geconfronteerd. De naam 'Augustus' betekent 'de verhevene'. Daar hebben wel meer keizers last van, van die hoogmoedswaanzin. Bij 'augustus' denk ik echter eerder aan zijn Aziatische collega, de keizer van Japan, dan aan een Romein.

Ik vind augustus geen leuke maand. Wat mij betreft mag juli gewoon 62 dagen hebben. De eerste dag van de gevreesde maand is al meteen raak: op 1 augustus 1944 schrijft Anne Frank voor het laatst in haar dagboek. Een paar dagen later, op 4 augustus, wordt ze opgepakt en keert nooit meer terug. Haar dagboek overleeft haar. Aan de andere kant van de wereld moet mijn vader - en honderdduizenden met hem - dagelijks buigen voor de Japanse keizer Hirohito, de bondgenoot van Hitler. 

Het begin van het einde
Op 6 augustus gooien de Amerikanen de eerste atoombom op Hiroshima, Japan, waarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië begint. Een atoombom met de dubieuze bijnaam Little Boy. Het is het meest afschuwelijke wapen dat de mens ooit heeft uitgevonden. Moderne breinen kunnen zich er nauwelijks iets bij voorstellen. Een paddenstoel van rook, hoog in de lucht. Een zwart-wit beeld in een stoffig Polygoon-journaal. Dan heb je het wel gehad. Mijn oom, dienstplichtig KNIL-militair, was op dat moment krijgsgevangene in Hiroshima. Hij heeft het overleefd. Erover praten kon hij pas vlak voor zijn dood.

Een paar dagen later dropt president Truman een tweede atoombom, ditmaal op Nagasaki: de Fat Man. 'Nagasaki' is bij herdenkingen vaak een vergeten woord. De aandacht gaat voornamelijk naar Hiroshima. In Nagasaki bevonden zich echter ook geallieerde krijgsgevangenen, die dwangarbeid moesten verrichten in de mijnen en op de scheepswerven van Mitsubishi, hetzelfde bedrijf dat nu de meeste van onze moderne Hollandse windmolens fabriceert. 

Als de atoombommen niet waren ingezet.. Ik weet het. Maar hopelijk vindt u het niet erg als ik bij de gedachte aan de honderdduizenden doden geen jubelstemming krijg. Nucleaire straling werkt overigens nog jarenlang door bij degenen die de bommen overleefden. Jubelig word ik evenmin bij het idee dat wereldleiders met hoogmoedswaanzin vandaag de dag beschikken over kernwapens en elkaar er zonder enige gêne mee uitdagen. Je vraagt je af waar hun hersens zitten.

Bevrijdingsdag
Japan capituleert op 15 augustus 1945. Daarmee komt, volgens de officiële lezing, "officieel een einde aan de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden." Het klinkt mooi, maar de werkelijkheid zit iets anders in elkaar. De oorlog in Nederlands-Indië hield helemaal niet op. Geen Bevrijdingsdag voor honderdduizenden Indische Nederlanders in of buiten de kampen, maar de aanvang van een lange periode van geweld en doodsangst.

Twee dagen later leest Soekarno de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië voor, op 17 augustus 1945. Voor de Indo's in de Gordel van Smaragd betekent dit een vogelvrijverklaring. Ze belanden van de ene oorlog in de andere: eerst de bersiap en vervolgens een bloedige onafankelijkheidsoorlog die tot 1949 zou duren. Nederland erkende namelijk de onafhankelijkheid niet en zette in op militair ingrijpen, met het eufemisme van de eeuw: de "politionele" acties. Intussen weten we dat het een sale guerre was, een vuile oorlog, niets meer en niets minder. De vuile oorlog die uiteindelijk uitmondde in de diaspora van de Indo, beiden afwezig in de geschiedenisboekjes.

Herdenken
We herdenken het einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk. Ik herdenk de slachtoffers die niet worden herdacht omdat ze niet 'hip' genoeg zijn of geen politiek correct herdenkingsmateriaal. Ik gedenk de Molukse KNIL-militairen. Ik gedenk het leed dat mijn dierbaren hebben ondergaan en met hen honderdduizenden anderen. Ik gedenk het feit dat Nederland haar staatsburgers van gemengden bloede al 72 jaar in de kou laat staan en weigert haar verantwoordelijkheid te nemen voor het uitbetalen van 3,5 jaar achterstallige salarissen en soldij aan de nabestaanden van hen die in het Jappenkamp moesten buigen voor de Japanse keizer tot ze eraan bezweken.

Ik herdenk wanneer ik wil en hoe ik wil. Dat houdt in dat ik geen datum nodig heb en al helemaal geen toneelvoorstelling op TV, waarbij de bobo's van de Indische gemeenschap diep buigen om hun dik gesubsidieerde kransjes te leggen bij een monument, terwijl ze achter de schermen de belangen van de mensen die zij beweren te vertegenwoordigen schaamteloos hebben verkocht aan de Staat der Nederlanden. Buigen voor de Jap hoeft niet meer, dan maar buigen voor de Belanda?

Mijn oom zei: "Ik buig voor niemand. Nooit meer." Dat herdenk ik. Augustus is dood, lang leve september.

©Anneke van de Casteele



vrijdag 23 juni 2017

De Girl Power van Rozemarijntje

"Ik kán best!" was Rozemarijntjes motto. Met deze woorden begint ook het eerste Rozemarijntje-boekje van W.G. van der Hulst uit 1933. "Ik kan best!" Of het nu ging om het beklimmen van het trapje van de grote stoomtrein, of om iets anders gevaarlijks wat kleine meisjes van een jaar of vijf eigenlijk nooit durven: zij durfde het wel! Rozemarijntje had Girl Power avant-la-lettre. Een kleine ode aan een kleine, oude jeugdheldin.

Mijn moeder kocht de boekjes om er mij uit voor te lezen, ergens begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Ze kende Rozemarijntje nog uit haar eigen jeugd en kamde diverse boekhandels uit, net zo lang tot ze alle deeltjes bij elkaar had gevonden. Hele volksstammen behulpzame boekverkoopsters in minirok of hot pants trachtten haar allerlei hippe kinderboeken te slijten, als alternatief voor de in hun voorraad ontbrekende 'brave' boekjes uit een grijs verleden. Tevergeefs. Het moest en zou Rozemarijntje zijn en niemand anders.

Rozemarijntje was een vrolijke wildebras, die er niet voor schuwde om in een boom te klimmen of op de rug van een koe. Uiteraard gleed ze van de rug van de koe af en belandde ze pardoes midden in een verse (en vooral geurige) koeienvlaai. Net als mijn moeder, toen ze Rozemarijntjes leeftijd had. Het kostte mijn moeder een paar splinternieuwe witte lakschoentjes en minstens een week buitenspelen. 

De kleine Rozemarijntje was niet alleen stout, ze was ook stoer. Ze liep niet in zeven sloten tegelijk, nee, zij niet. Zij durfde alles en ze was voor niemand bang. Als haar beste vriendje op school werd gepest, nam zij het voor hem op. Ze was bovendien ook lief voor dieren en ze hielp oude en zieke mensen, waar ze kon. De wereld heeft vandaag de dag dringend behoefte aan meer Rozemarijntjes.

Wie door de protestants-christelijke 'moraal in elk verhaal' heen prikt, zal zich ook vandaag de dag nog opperbest vermaken bij het lezen van de vrolijke avonturen van Rozemarijntje. Durf eens te verdwalen in een wereld zonder smartphones, apps, games of social media. Een wereld vol menselijke warmte, heerlijk buitenspelen en ouderwetse kattenkwaad. 

Vandaag bladerde ik weer even in mijn oude kinderboek, op zoek naar jeugdsentiment. Misschien was ik ook wel even op zoek naar mijn moeder. Alle ooit door haar felbegeerde deeltjes van Rozemarijntje heb ik ruim veertig jaar lang zorgvuldig bewaard. De boekjes zijn er nog, Rozemarijntje is er nog. Mijn moeder is er helaas niet meer, maar als ik door 'Rozemarijntje' blader, leest ze mij weer voor en voel ik weer even haar arm om mij heen.

Ik wilde zijn zoals Rozemarijntje. Vermoedelijk wilde mijn moeder dat vroeger zelf ook, maar ik denk dat ze vooral hoopte dat ik niet in een koeienvlaai zou vallen of in zeven sloten tegelijk zou lopen. Nu klim ik doorgaans niet op koeien, dus dat scheelt. Met die zeven sloten valt het ook best mee. Bij elke sloot die ik in mijn leven tegenkom, zeg ik nog steeds: "Ik kan best!" Net als Rozemarijntje, net als mijn moeder.

©Anneke van de Casteele



woensdag 10 mei 2017

LEZEN VOOR DE LIJST? DOE EENS GEK!

Ben je scholier of student? Of heb je (klein)kinderen die moeten lezen voor de lijst? Doe eens gek en zet Indische en Molukse literatuur op je leeslijst voor het vak Nederlands! Ik kan het niet vaak genoeg zeggen, dus bij deze nogmaals.

Ik herinner me nog dat ik een heel pleidooi moest houden bij mijn vastgeroeste docent om titels van Indische en Molukse schrijvers op mijn keuzelijst te 'mogen' zetten, aangezien hij geen van allen zelf gelezen had! We kregen een literatuurlijst aangereikt, waarop een aantal 'goedgekeurde' titels uit de canon van de Nederlandse literatuur stond. Het was ook toegestaan om titels op je leeslijst te zetten, die niet op de uitgereikte lijst stonden, maar dan uitsluitend na overleg met de docent. 

Zo gezegd, zo gedaan. Ik maakte een afspraak met mijn leraar Nederlands om mijn leeslijst te bespreken. Ik moet de goede man ongetwijfeld een uiterst vervelende middag hebben bezorgd. En ik heb daar nog steeds geen spijt van. 

De titels die ik aan mijn lijst wilde toevoegen, kende hij over het algemeen niet, of sommige juist wel, maar vond het 'geen literatuur'. Valide argumentatie voor dit laatste ontbrak mijns inziens en hij merkte dat ik dat doorhad. Uiteindelijk werd overgegaan tot een compromis. Als ik tijdens het mondeling examen goed kon beargumenteren waarom ik een boek wél tot de literatuur vond behoren, zou hij de hem onbekende boeken gaan lezen. 

Behalve een middag, heeft het hem dus ook nog heel wat avonduren gekost. Het zal hem goed hebben gedaan. Het waren stuk voor stuk prachtige boeken die ik op mijn lijst had gezet. Het kan immers ook voor een docent nooit kwaad om de horizon te verbreden of het referentiekader uit te breiden, nietwaar? 

Mijn docent had zich ondanks de werkdruk (want die was er vijfentwintig jaar geleden ook al) toch nog op de voor hem nieuwe boeken gestort en het mondeling examen Nederlands werd een mooie herinnering die ik vandaag de dag nog steeds koester. 

Het is niet 'of-of' maar 'en-en'
De Nederlandse literatuurgeschiedenis omvat ruim vier eeuwen Indische en Molukse invloed, al dan niet gepeperd. Er is een Indische schatkamer te ontdekken vol proza en poëzie. Durf eens los te breken van 'Max Havelaar' of 'De stille kracht' en kies voor werk van Nederlandse auteurs met een Indische of Molukse achtergrond. Er zijn er genoeg! 

Multatuli en Couperus schreven prachtige boeken en kunnen prima op de lijst, maar zij waren Nederlanders en hun boeken zijn dan ook vanuit Nederlands perspectief geschreven. Het is niet 'of-of' maar 'en-en'. Indo's en Molukkers schrijven zich te pletter, maar zijn nog te vaak afwezig op de lijst, dus het is hoog tijd dat daar verandering in komt. Dat laatste is iets wat we zelf kunnen doen door de schoolgaande jeugd bekend te maken met het werk van Indische en Molukse schrijvers - en hen vooral te stimuleren en inspireren. Het is ook veel leuker om een boek te lezen over een onderwerp dat je interesseert.

Meer sambal in je literatuurlijst
De Libris Literatuur Prijs 2017 werd gewonnen door niemand minder dan Alfred Birney. Jawel, een Indo. Zijn boek 'De tolk van Java' doorbreekt het taboe van de doodgezwegen waarheid rondom de bloedige dekolonisatie van Nederlands-Indië. Als dat geen sambal is, dan weet ik het niet meer. 

Birney schreef in 1998 al een lijvig standaardwerk over 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren: 'Oost-Indische inkt'. Dus zet je docent eens aan het werk. Ik kan het iedereen aanbevelen. Laat de docent ook maar eens wat sambal proeven in plaats van het zoveelste stukje Turks Fruit en geef hem/haar nieuw leesvoer. Dat vinden ze leuk. 

©Anneke van de Casteele


zaterdag 4 maart 2017

'WIJ ZIJN INDISCHE NEDERLANDERS, GEEN INDONESIËRS'

Dinsdagavond was D66 lijsttrekker Pechtold te gast bij Pauw en Jinek. We zagen hem een concurrent doormidden zagen vanwege zijn tegenstrijdige uitlatingen, terecht overigens. We hoorden hem echter ook een fout maken, die hij later op Twitter 'onzorgvuldig' noemde. Hij benoemde de groep van circa 1,7 miljoen Indische Nederlanders namelijk als 'de Indonesiërs'. Indisch Nederland was in rep en roer. Ook terecht overigens.

Had ik kromme tenen toen ik het hoorde? Je kent me, dus: ja. Keek ik ervan op? Nou nee. Pechtold is niet de eerste en zeker niet de enige die ons 'Indonesiërs' noemt (of erger: Nederlandse Indiërs). 

Is het dan Hollandse onwetendheid? Nou, dat zou kunnen. Ware het niet dat Indo's vaak dezelfde fout maken, met name de jongere generatie omschrijft zichzelf vaak als 'Indonesisch' of gebruikt de termen slordig allebei. 

Is het dan gewoon een onschuldige verspreking? Een verspreking is uiteraard te vergeven. Maar onschuldig is het zeker niet. Met één woord wordt de grootste en oudste groep 'Nederlanders met een migratie-achtergrond' in een hokje gedumpt waar zij niet thuishoort. Voor veel Indische Nederlanders (Indo's) weegt zo'n 'verspreking' loodzwaar. 

Na bijna 75 jaar aanwezigheid in Nederland ziet Den Haag ons nog steeds niet. De bekende blinde vlek. Ze weten donders goed dat we er zijn, maar ze willen het niet zien, want dan moeten ze met de billen bloot wat betreft het uitgebleven rechtsherstel. Van ons zijn ze gewend dat we 'zwijgen' en ons 'aanpassen': de aloude misvatting waar Den Haag toch eens van af zou moeten.

Hé, wat is dat nou? De Indo's zwijgen niet meer. Krijg nou wat. Ze laten van zich horen. 'Wij zijn geen Indonesiërs!' Het was alsof ik mijn vader hoorde, zo'n 40 jaar geleden, toen een ambtenaartje van Burgerzaken bij het vernieuwen van zijn paspoort stelde dat hij in Indonesië was geboren. 

'Ik ben geboren in het voormalig Nederlands-Indië, mevrouw, niet in Indonesië.' 

De blonde onnozelheid zelve achter de balie antwoordde met 'dat is toch hetzelfde?' Zij was een beetje dom, sorry Alex (Pechtold, niet Willy). 

Wat onze democratische volksvertegenwoordiger zich niet realiseert - en iedereen die dezelfde fout maakt - is, dat dat ene woord 'Indonesiërs' de reden is dat wij Indische Nederlanders hier in dit land zijn en niet in Indonesië.

Ik ga op deze plek niet voor de zoveelste keer uitleggen wat een Indische Nederlander is. Wat ik wél doe, is aangeven waarom het geen onschuldige verspreking is, maar een fout, een ontkenning en plein public van ons bestaan, onze identiteit en onze geschiedenis, van ons Nederlanderschap. 

In een notendop: het label 'Indonesiërs' gebruiken is beladen. Het rijt oude wonden open. Het 'staat voor' de bersiap, de verkrachtingen en de moordpartijen, de revolutie, de sale guerre die Nederland tot 1949 voerde. Het staat voor de beledigingen, de bedreigingen, de armoede, de werkloosheid vanwege de door Indonesië genationaliseerde bedrijven. 

Het staat voor de vlucht naar het land van de nationaliteit die in het paspoort stond, het voorgoed achterlaten van je geboortegrond, huis en haard. Het staat voor angst en trauma's. Het staat voor de schandalige opvang in Nederland, contractpensions, torenhoge schulden en niet gehoord oorlogsleed. 

Het staat voor uitgebleven rechtsherstel, zoals nooit uitbetaalde soldij en salaris (de backpaykwestie). Het staat voor het leed van onze ouders en grootouders. Het staat voor aanpassen, racisme en discriminatie.

Voor heel veel Indische Nederlanders ligt er dus heel veel besloten in de 'onzorgvuldige' woordkeuze van Pechtold.

Maar misschien nog wel belangrijker: de uitspraak van Pechtold staat voor de afwezigheid van het Indische verhaal in het onderwijs. Als ik zeg 'Indisch' bedoel ik ook Indisch. Door ons verteld, niet door de roze bril met de witte lenzen van Den Haag. Wij kunnen ons verhaal prima zelf vertellen. En dat doen wij al jaren: als u goed had opgelet, had u dat gezien. 

Als het onderwijs ons niet onzichtbaar had gemaakt, zouden Nederlanders hun vaderlandse geschiedenis kennen, dus ook de koloniale geschiedenis. Dan zouden Nederlanders - inclusief de heer Pechtold - weten wie we zijn en dat wij geen Indonesiërs zijn. 

© Anneke van de Casteele

N.B. De groep Nederlanders met roots in het voormalig Nederlands-Indië is zeer divers en bestaat uiteraard uit veel meer etniciteiten dan alleen Indo's. De term 'Indische Nederlanders'  is veelgehoord in de discussie rondom de uitspraak van Pechtold en heb ik gebruikt ter vereenvoudiging.



English translation

‘We are Indische Nederlanders, not Indonesians!’

Last Tuesday night, February 28, 2017, Dutch D66 democrat party leader Alexander Pechtold was one of the guests on TV talkshow ‘Pauw and Jinek’. We saw him verbally wipe out a competitor in the upcoming Dutch elections, because of his contradictory statements, rightly so. However, we also heard him make a mistake, which he later described on Twitter as 'careless'. He referred to the group of approximately 1.7 million Indische Nederlanders (Dutch Indos) living in the Netherlands today, as ‘Indonesians’. The Dutch Indo community was in an uproar. Also rightly so.

Did I cringe when I heard it? You know me, so yes. Was I surprised? Well,  no. Pechtold is not the first and certainly not the only one who calls us ‘Indonesians’ (or worse: Dutch Indians).

Is it Dutch ignorance? Well, that could be very well possible. Were it not that even Dutch Indos often make the same mistake, especially the younger generation often describes itself as ‘Indonesian’ or even uses both terms, carelessly. This is where education comes in.

Is it just an innocent slip of the tongue? A slip of the tongue could be easily forgiven. However, ‘innocent’ it certainly is not. With the use of only one single word, the largest and oldest group 'Dutch with a migration background’, as it is called nowadays, is put into a box where it does not belong. For many Dutch Indos this ‘slip of the tongue’ has grave connotations.

After almost 75 years of our presence in the Netherlands, The Hague still does not see us. It is the well known blind spot. They know full well that we are there, but they do not want to see it, for then they would obviously have to address the never fully realized restitution of justice for the Dutch Indo community. From us, they expect 'silence' and 'assimilation': the ancient misconception that The Hague should really have to get rid of after all this time.

Hey, what's that? These Dutch Indos no longer remain silent. What the hell. They make themselves heard. "We are not Indonesians!" It was as if I heard my father speak out some 40 years ago, when an office worker of Civil Affairs, while renewing my Dad’s passport, stated that my Dad was born in Indonesia.

"I was born in the former Dutch East Indies, Madam, not in Indonesia."

The blonde innocence itself behind the desk replied, "But that's completely the same thing?" She was being a bit dumb, sorry Alex (Pechtold, not Willy).

What our democratic people’s representative does not realize - and anyone who makes the same mistake - is that that the one word 'Indonesians' is the whole reason that we Dutch Indos are here in this country and not in Indonesia.

I am not going to explain for the 1000th time what a ‘Indische Nederlander’ is. What I will do, is indicate why it is not an innocent slip of the tongue to refer to us as Indonesians, but an error, which holds a denial - and in public - of our existence, of our identity and our history, of our Dutch citizenship.

In a nutshell: to use the label 'Indonesians' is not only technically wrong, it is also laden. It rips open old wounds. Using this label ‘stands for’ the bersiap, the rapes and massacres, the revolution, the 'sale guerre' which the Netherlands led until 1949. It stands for the insults, threats, poverty, unemployment due to the Indonesian government nationalizing Dutch companies.

It stands for fleeing to the country of the nationality stated in everyone’s passport, it meant forever leaving your native land, home and hearth. It stands for anxiety and trauma. It stands for the scandalous reception in the Netherlands, boarding houses, skyrocketing debts and the never heard war trauma, starting all over again from scratch.

It stands for the never materialized restitution of justice, such as the never paid KNIL wages and salaries (the back pay issue). It stands for the suffering of our parents and grandparents. It stands for forced assimilation, racism and discrimination.

So, For many Indische Nederlanders so very much is concealed in the ‘careless’ choice of words of Dutch politician Mr. Pechtold.

But perhaps even more important in Pechtold’s decision to call us Indonesians is the absence of the ‘Indisch’ (Dutch Indo) story in Dutch education. When I say ‘Indisch’, I mean Indisch. Our story needs to be told by us, not through the rose colored glasses with the white lenses, worn by The Hague. We are perfectly capable to tell our own story and we have been doing so for years and years. If you would have been paying attention, you would have seen it, Mr. Pechtold.

If Dutch education had not made us invisible, the Dutch people would have known their own country's history, including Dutch colonial history. Then the Dutch - including Mr Pechtold – would have known who we are, why we are here and that we are not Indonesians.

© Anneke van de Casteele

Please Note: Dutch citizens with roots in the former Dutch East Indies have a large variety of ethnicities, far more than only the Indo-Europeans or Indos. The words 'Indische Nederlanders' or 'Dutch Indos' popped up extensively in the discussion and I used these for simplification.